Toen vanmorgen Dagblad De Limburger op de voorpagina haar lezers doorverwees naar het katern Scala met de tekst 'de laatste lach van Shinkichi Tajiri' vreesde ik het ergste. Mijn vrees werd geen bewaarheid, Shinkichi Tajiri leeft nog. Hoe lang nog, dat weet niemand. Zelf zegt hij in het artikel, dat hier te lezen is, dat hem vorig jaar verteld is dat hij met zijn tumor nog drie jaar kon leven. Even rekenen leert hem dat hij dus nog tot april 2010 heeft, en hoopt, de hele stad met hem, die datum te halen.
Ik heb slechts een keer of drie het genoegen gehad hem persoonlijk te ontmoeten, maar kom hem veel vaker in naam en beeld tegen. Tot aan de universiteit aan toe, want een standaardonderdeel van het hoorcollege over de Vijftigers, de revolutionaire groep dichters die halverwege de vorige eeuw de nederlandse poëzie dooreen schudde, is een foto van deze groep voor het Stedelijk Museum te Amsterdam, met daarop aan de zijde van Lucebert, jonger, maar duidelijk herkenbaar: Shinkichi Tajiri.
Onsterfelijk heeft hij zichzelf ook gemaakt met de vier Wachters op de stadsbrug, en laat de mensen maar klagen over de povere verlichting, en laat de eerste ledpanelen van de reling al stuk zijn, als ik in de trein de laatste etappe van mijn reis uit Amsterdam afleg zie ik deze brug en is het alsof ik de maandag daarvoor de trein helemaal niet gepakt heb. Deze beelden werden mijn symbool van het Venlo dat ik in de weekeinden meemaak, een stad die overzichtelijker is dan Amsterdam en waarvan ik het ontzettend jammer vind dat ik bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen niet mag stemmen omdat ik hier wél hoor wat er in de politiek speelt, en omdat ik hier wél de stadsbestuurders tegenkom op straat en in de kroeg. Het Venlo waarin we ons nog collectief kwaad kunnen maken over de krant, of over de Maaspoort, -boulevard of de kwistige hand van ons College.
Ik wil van deze tekst geen In Memoriam maken, dat zou idiote voorbarigheid zijn, en bovendien een onderschatting van deze man die zelf laat zien dat hij de eigenschappen bezit van zijn beeldhouwersmateriaal, een man die al het goede van staal heeft, en niet de kou. Ik geloof heilig dat ons vluchtige gesprek in het museum niet onze laatste ontmoeting is geweest. Wie zich de angstige stemmen herinnert die voorafgingen aan de onthulling van de stadbrug, stemmen die fluisterden: "O, O als hij de onthulling maar haalt", en wie zich dan de man herinnert die stralend van trots over de stadsbrug liep, een brug die het predikaat 'Nieuwe Brug' meer verdient dan het karakterloze object dat tussen Tegelen en Venlo in de Maas maft, weet, dat Shinkichi Tajiri iemand is die meer heeft meegemaakt dan menigeen, en bovendien iemand die in staat is aan die indrukwekkende lijst van biografische mijlpalen nog minstens een paar maanden kunstenaarsschap toe te voegen.
Wat in mij begon als een angstig bladeren werd door Shinkichi Tajiri en schrijver van het artikel Peter Janssen aan de hand van de Marx Brothers, Simon Vinkenoog, geboorte-anekdotes en Spike Jones omgezet in een realistische, maar ook krachtige staat van hoop. Hoop dat er een stadsgedicht is dat ik nog lang niet hoef te schrijven.